Met de regulering van arbeidsrelaties wil de overheid meer duidelijkheid en zekerheid bieden over de juridische positie van opdrachtgevers en opdrachtnemers. Door de handhaving van de Wet DBA en de introductie van de Wet VBAR wil zij schijnzelfstandigheid tegengaan en ervoor zorgen dat werkenden binnen het sociaal zekerheidsstelsel blijven. De uiteindelijke doelstelling is een transparante en eerlijke arbeidsmarkt zonder misbruik van flexibiliteit.

De Nederlandse overheid heeft besloten dat de Belastingdienst per 1 januari 2025 de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) uit mei 2016 weer actief gaat handhaven. Om dit te realiseren, heeft de Belastingdienst 80 fulltime medewerkers aangesteld. Het handhaven van de Wet DBA is gericht op de opdrachtgevers in Nederland, en niet op de opdrachtnemers, al raakt DBA beiden. Of de opdrachtnemers nou uit Nederland komen of niet, maakt voor de Wet DBA niet uit, al is het niet helder hoe een opdrachtgever belastingen en premies moet afdragen voor iemand die helemaal niet bij de Nederlandse belastingdienst bekend is.

Belangrijke ontwikkelingen:

De invoering van de Wet VBAR is gepland voor 1 januari 2026, mits goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer. In 2025 zal de Wet DBA gehandhaafd blijven.

Volgens het handhavingskader wordt de Webmodule door de Belastingdienst ook al in 2025 gebruikt als richtlijn voor handhaving van de Wet DBA. Het handhavingskader verwijst tevens naar belangrijke jurisprudentie, zoals het Deliveroo-arrest, waarbij de Hoge Raad besloot dat bezorgers van Deliveroo als werknemers beschouwd moesten worden, ondanks een goedgekeurde modelovereenkomst.

Factoren die de aard van de arbeidsrelatie bepalen

De aard van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer wordt o.a. bepaald door de volgende factoren:

  1. Persoonlijke arbeid: De verplichting van de opdrachtnemer om het werk zelf uit te voeren. Als de opdrachtnemer zich zonder toestemming kan laten vervangen, is er minder snel sprake van een dienstbetrekking.
  2. Gezagsverhouding: De mate waarin de opdrachtgever instructies geeft over hoe het werk moet worden uitgevoerd. Bij een duidelijke gezagsverhouding is eerder sprake van een dienstverband.
  3. Loon: De betaling voor het verrichte werk. Regelmatige betalingen kunnen wijzen op een dienstbetrekking.
  4. Inbedding in de organisatie: Als de werkzaamheden van de opdrachtnemer geïntegreerd zijn in de reguliere bedrijfsvoering van de opdrachtgever, kan dit duiden op een dienstbetrekking, bijvoorbeeld wanneer de opdrachtnemer dezelfde werkzaamheden verricht als reguliere werknemers.
  5. Ondernemerschap en eigen risico: Een echte zelfstandige draagt ondernemersrisico, zoals het hebben van meerdere opdrachtgevers, het zelf bepalen van tarieven en het dragen van financiële risico’s. Het ontbreken hiervan kan wijzen op een dienstverband.
  6. Duur en continuïteit van de relatie: Een langdurige en exclusieve samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer kan erop wijzen dat er sprake is van een dienstbetrekking. Het hebben van meerdere opdrachtgevers en het uitvoeren van kortdurende opdrachten duidt eerder op zelfstandigheid.
  7. Vrijheid in de uitvoering van werkzaamheden: Een opdrachtnemer die volledige vrijheid heeft in de manier waarop hij het werk uitvoert, zonder gedetailleerde instructies van de opdrachtgever, wordt eerder als zelfstandig beschouwd. Strikte instructies en controle kunnen wijzen op een gezagsverhouding.
  8. Vrijheid in het aannemen van opdrachten: Een zelfstandige heeft doorgaans de vrijheid om opdrachten te weigeren. Als een opdrachtnemer verplicht is om opdrachten van de opdrachtgever te accepteren, kan dit wijzen op een dienstbetrekking.
  9. Gebruik van eigen materialen en hulpmiddelen: Een zelfstandige maakt vaak gebruik van eigen gereedschappen of materialen. Wanneer de opdrachtgever deze verstrekt, kan dit duiden op een gezagsverhouding.
  10. Verantwoordelijkheid voor het eindresultaat: Een opdrachtnemer die verantwoordelijk is voor het eindresultaat en aansprakelijk is voor eventuele fouten, wordt eerder als zelfstandig beschouwd. Bij werknemers ligt deze verantwoordelijkheid doorgaans bij de werkgever.

Het is essentieel om de volledige context van de arbeidsrelatie te beoordelen, aangezien de combinatie van deze factoren bepaalt of er sprake is van een dienstbetrekking of zelfstandigheid.

Zachte landingsaanpak en schijnzelfstandigheid

De Tweede Kamer heeft aangedrongen op een zachte overgang. Dit betekent dat de Belastingdienst bij vermoedens van schijnzelfstandigheid niet onmiddellijk boetes mag opleggen aan opdrachtgevers. Daarnaast krijgen partijen de ruimte om hun relatie zo aan te passen dat deze als zuiver zakelijk beschouwd kan worden.

Opdrachtgevers en opdrachtnemers zijn samen verantwoordelijk om te voldoen aan de wettelijke richtlijnen. De Webmodule biedt duidelijkheid over de aard van de arbeidsrelatie. Wanneer een opdrachtnemer als zelfstandig kan worden aangemerkt, hoeft de opdrachtgever geen belastingen en premies af te dragen. Indien de opdrachtnemer echter als werknemer wordt beschouwd, moet de opdrachtgever actie ondernemen, bijvoorbeeld door de opdrachtnemer op de loonlijst te plaatsen of de relatie aan te passen. In gevallen van twijfel zal de Belastingdienst de situatie beoordelen en een definitieve uitspraak doen.

Beoordeling arbeidsrelaties en ondernemerschap

Opdrachtnemers die voor een opdrachtgever werken en waarbij de Webmodule of het handhavingskader wijst op een arbeidsrelatie, worden door de Belastingdienst als werknemers van de opdrachtgever aangemerkt. Of een opdrachtnemer daarnaast als ondernemer geldt voor de inkomsten- en omzetbelasting, hangt af van aanvullende belastingcriteria, zoals het jaarlijks besteden van minstens 1.225 uur aan de onderneming.

Opdrachtnemers die via een uitzend- of detacheringsbureau werken, zijn formeel werknemer bij het bureau en niet bij de opdrachtgever. Het bureau draagt in dit geval de belastingen en premies af.

Opdrachtnemers die via hun eigen BV opdrachten uitvoeren, worden in principe niet als werknemer van de opdrachtgever beschouwd. Bij de invoering van de Wet VBAR in 2026 zullen ook deze opdrachtnemers aan de nieuwe regels moeten voldoen. Voor deze constructies biedt de Webmodule momenteel nog geen definitief uitsluitsel over schijnzelfstandigheid.

Constructies en aansprakelijkheid

In het handhavingskader staat dat opdrachtnemers die constructies gebruiken om de Wet DBA te omzeilen, vanaf 1 januari 2025 niet langer als onderneming zullen worden beschouwd. Een voorbeeld is de Directeur-Grootaandeelhouder (DGA) die zichzelf via een eigen BV verhuurt, waarbij de Belastingdienst kan oordelen dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. De Wet VBAR en de Webmodule zullen in de toekomst meer duidelijkheid bieden over de rol van DGA’s en andere constructies.

Boetes en handhaving

Opdrachtgevers die aantoonbare maatregelen nemen om schijnzelfstandigheid te verminderen, zullen in 2025 waarschijnlijk geen hoge boetes ontvangen. Boetes en naheffingen worden voornamelijk verwacht voor opdrachtgevers die bewust schijnzelfstandigheid bevorderen of geen maatregelen nemen om deze tegen te gaan.

Wanneer de Wet VBAR op 1 januari 2026 in werking treedt, zullen de regels strikt worden gehandhaafd en gelden de nieuwe kaders onverkort.